Onderneming in moeilijkheden en gerechtelijke reorganisatie: nieuwigheden sinds 1 september 2023


Heel wat ondernemers zullen vroeg of laat te maken krijgen met een zogenaamde gerechtelijke herstructurering van een klant. Sinds 1 september 2023 heeft Boek XX van het Wetboek van Economisch Recht, met speciale aandacht voor gerechtelijke herstructurering, aanzienlijke wijzigingen ondergaan.

Wat is een gerechtelijke reorganisatie? Wat zijn de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen? En hoe kunt u als schuldeiser nog steeds trachten uw vordering te innen? Wij lichten het u graag verder toe.

Wat is een gerechtelijke reorganisatie?

Het doel van een gerechtelijke reorganisatie is om de continuïteit van (een deel of het geheel van) de onderneming, diens activiteiten en de werkgelegenheid te waarborgen.

Om dit te bereiken, kan de rechtbank de onderneming een opschorting verlenen. Gedurende deze periode kan de onderneming niet failliet worden verklaard (noch gerechtelijk ontbonden) en kunnen er ook geen dwangmaatregelen (zoals beslagen) worden genomen.

Sinds 1 september 2023 zijn er enkele grondige wijzigingen gebeurd inzake de gerechtelijke reorganisatie. De belangrijkste wijzigingen zijn worden hieronder verder voor u besproken.

De rol van KOIM wordt uitgebreid

Ten eerste kan de Kamer voor Ondernemingen in Moeilijkheden (KOIM) ondernemingen die dreigen insolvent te worden, oproepen om informatie te verstrekken. Bovendien kan de KOIM op verzoek van de bedrijven in moeilijkheden, schuldeisers bijeenroepen om te onderhandelen over de openstaande schulden. Zowel de belastingdienst als de RSZ kunnen eveneens worden opgeroepen. Als er overeenstemming wordt bereikt, kan er een (uitvoerbaar) proces-verbaal worden opgesteld.

Herstructureringsdeskundige

De onderneming in moeilijkheden kan de KOIM vragen om een herstructureringsdeskundige aan te stellen om het herstel van de onderneming te vergemakkelijken. Herstructureringsdeskundigen worden niet langer geselecteerd uit de lijst van curatoren, maar moeten wel voldoen aan vereisten van bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Zij kunnen deel uitmaken van een overheidsinstelling of van een beroepsorganisatie die hulp biedt bij de reorganisatie van ondernemingen en worden vergoed door een dergelijke organisatie.

Let op: Ook een schuldeiser, het Openbaar Ministerie en elke andere belanghebbende kunnen om de aanstelling van een herstructureringsdeskundige verzoeken, wanneer er sprake is van onbestuurbaarheid van de onderneming in moeilijkheden of van kennelijke tekortkomingen in het bestuur.

Minnelijk akkoord

Vanaf nu kan een buitengerechtelijk minnelijk akkoord worden gesloten met slechts één schuldeiser. Voorheen waren hiervoor minimaal twee schuldeisers vereist. Dit akkoord kan worden goedgekeurd en homologatie kan alleen worden geweigerd als de schuldenaar duidelijk geen economische levensvatbaarheid heeft of als het akkoord duidelijk niet kan worden uitgevoerd zonder nadelige gevolgen voor de rechten van derden op de activa van de schuldenaar.

Besloten vs. open variant

De onderneming in moeilijkheden (schuldenaar) kan, wanneer hij kan aantonen dat er sprake is van dreigende insolventie, kiezen voor een besloten variant van de gerechtelijke reorganisatie. Dit betekent dat:

  • De procedure niet openbaar is;
  • De schuldenaar zelf kan bepalen welke schuldeisers in deze besloten procedure worden betrokken;
  • De beslissingen in deze procedure niet bekend worden gemaakt.

Rol van de schuldeiser

Als schuldeiser heeft u diverse opties om uw rechten te beschermen als u twijfels heeft over het succes van de gerechtelijke reorganisatie. U kunt bijvoorbeeld ervoor zorgen dat uw vordering correct wordt ingediend, extra controle eisen over de onderneming of zelfs proberen de gerechtelijke reorganisatie te dwarsbomen. Er zijn immers scenario’s denkbaar waarin u een faillissement verkiest boven een gerechtelijke reorganisatie.

Heeft u een klant die zich in een dergelijke gerechtelijke reorganisatie bevindt? Of hoort u dat een klant, met onbetaalde facturen, wellicht voor een faillissement staat? Geef ons een seintje! Wij bekijken graag met u de mogelijkheden om uw rechten optimaal te vrijwaren.

Het Flamée en Partners team

Vergeet vooral geen intresten te rekenen als uw vennootschap u nog geld moet…


Heeft uw vennootschap schulden aan bedrijfsleiders en/of aandeelhouders? Vergeet vooral geen intresten te rekenen! Wij geven u graag meer uitleg over de soorten schulden, de aftrekbaarheid en de herkwalificatie van de intresten.

Soorten schulden

Een schuld van de vennootschap aan een bedrijfsleider en/of aandeelhouder kan vele vormen aannemen. Dit kan gaan over leningen op lange termijn of korte termijn, met of zonder een specifieke aflossingstabel.

Een rekening courant, bijvoorbeeld, is een persoonlijke rekening op korte termijn. In principe kan u als schuldeiser op eender welk moment (een deel van) de openstaande schuld terugvragen. Indien de vennootschap kortstondig middelen nodig heeft, kan u een bijstorting uitvoeren waardoor de schuld verder toeneemt. De rekening courant kan ook stijgen door het niet uitbetalen van bezoldiging, kostenvergoedingen, huur, dividenden…

Intresten?

Uiteraard kan u als schuldeiser intresten rekenen op de openstaande schuld. Indien de vennootschap een lening bij een bank zou aangaan, zijn er immers ook intresten verschuldigd. We horen u al denken: “Top, woekerintresten aanrekenen”. Intresten zijn tenslotte kosten die de belastbare basis verlagen. Helaas is het niet zo simpel. Niet alle intresten zijn fiscaal aftrekbaar.

Aftrekbaarheid

Net zoals andere kosten zijn intresten slechts aftrekbaar wanneer deze kaderen in het genereren of behouden van inkomsten. Een vaak gebruikte verantwoording is het aanhouden van werkkapitaal en/of de mogelijkheid om snel te kunnen schakelen bij investeringen. Een vennootschap moet voldoende liquide zijn om de opereren. Indien een lening 100.000 EUR bedraagt en er slechts gemiddeld 60.000 EUR op de rekening staat, heeft de vennootschap deze geleende middelen duidelijk nodig.

Daarnaast zijn de intresten slechts fiscaal aftrekbaar voor zover de fiscus ze niet beschouwd als ‘overdreven’. In dat geval worden de intresten geherkwalificeerd als dividend, waardoor het fiscaal voordeel verloren gaat.

Herkwalificatie

De fiscus beschouwt intresten als ‘overdreven’ indien de intrestvoet hoger ligt dan de ‘marktrente’. Deze marktrente maakt de fiscus aan het begin van elk kalenderjaar bekend. Voor 2023 bedroeg dit een jaarlijkse interestvoet van 5,70%. Voor 2024 bedraagt dit 8,02%. Het deel van de intresten dat hierboven ligt, wordt geherkwalificeerd.

Daarnaast worden intresten ook buitensporig beschouwd indien het bedrag waarop ze worden berekend groter is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het boekjaar en het fiscaal gestort kapitaal op het einde van het boekjaar. Het fiscaal gestort kapitaal is steeds het minimum, zelfs indien de vennootschap boekhoudkundige verliezen heeft. Voorbeeld: naast de lening van 100.000 EUR is er 10.000 EUR inbreng en zijn er 70.000 EUR reserves. De intresten berekend op 100.000 EUR – 10.000 EUR – 70.000 EUR = 20.000 EUR worden geherkwalificeerd.

Aandachtspunten

De intresten worden jaarlijks toegekend door het bestuursorgaan en ook jaarlijks betaalbaar gesteld. Bij de betaalbaarstelling dient rekening te worden gehouden met een belasting ten belope van 30% roerende voorheffing. De intresten worden dus eigenlijk voor 30% betaald aan de overheid en voor 70% betaald aan de schuldeiser.

Het toepassen van creditintresten gebeurt best via een schriftelijke overeenkomst en stelt het bestuursorgaan mogelijk voor een belangenconflict. De nodige formaliteiten worden best nauwlettend gevolgd om bij een eventuele fiscale controle niet voor voldongen feiten te staan.

Heeft u vragen over de mogelijkheid om interesten te verkrijgen op een lening die u aan uw vennootschap heeft toegekend? Aarzel dan niet om ons te contacteren!

Het Flamée en Partners team

Beschikbare inbreng in de BV: niet zo ‘beschikbaar’ als de naam doet vermoeden


Heel wat vennootschappen hebben bij de verplichte aanpassing van hun statuten ter conformering aan het nieuwe vennootschapsrecht hun voormalig kapitaal ‘beschikbaar’ gesteld. Dit betekent dat de aandeelhouders te allen tijde kunnen beslissen om deze inbrengen aan hen uit te keren, zonder de tussenkomst van een notaris. Het effectief uitvoeren van die uitkering, echter, is helemaal niet zo simpel. Hieronder loodsen wij u door de voornaamste regels waaraan uw BV moet voldoen, zowel op vennootschapsrechtelijk als op fiscaal vlak.

Vennootschapsrecht vs. Fiscaliteit

In het vennootschapsrecht is het vroegere ‘kapitaal’ in de BV nu ‘inbreng’ geworden. Deze inbreng kan ‘onbeschikbaar’ zijn, wat betekent dat de inbreng zich gedraagt zoals het vroegere kapitaal en als vast bedrag ingeschreven is in de statuten. Deze inbreng kan echter ook ‘beschikbaar’ zijn, wat betekent dat deze niet langer statutair vast ligt en aldus verlaagd kan worden zonder tussenkomst van een notaris. Bij het invoeren van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen was het volledige vroegere kapitaal automatisch ‘onbeschikbare inbreng’ geworden. Bij de statutenwijziging was het echter mogelijk om die inbreng ‘beschikbaar’ te stellen en dus van regime te veranderen.

Fiscaal is het een stuk eenvoudiger. Of de inbreng ‘beschikbaar’ of ‘onbeschikbaar’ is maakt voor de fiscale wetgever niet uit. De inbrengen blijven voor de fiscaliteit de regels van het (vroegere) kapitaal volgen.

Liquiditeits- en solvabiliteitstest

Het vennootschapsrecht legt uw besloten vennootschap bij elke uitkering van middelen (veelal onder de vorm van een dividend) twee testen op. De solvabiliteitstest waakt erover dat het netto-actief van uw vennootschap niet negatief wordt. De liquiditeitstest waakt erover dat uw vennootschap op korte termijn (minstens 12 maanden) al haar schulden zal kunnen voldoen.

Deze beide testen moeten ook bij een uitkering van de inbreng slagen (en effectief uitgevoerd worden).

Pro rata-regel

Ook fiscaal kan u niet zomaar de beschikbare inbreng uitkeren. Inbreng uitkeren gebeurt immers zonder roerende voorheffing, terwijl een dividend van hetzelfde bedrag wél aan roerende voorheffing onderworpen zou worden. Om te vermijden dat elke vennootschap haar eerste winsten als verlaging van haar inbreng uitkeert – zonder roerende voorheffing – in plaats van een dividend, heeft de fiscale wetgever de zogenaamde ‘pro rata-regel’ ingevoerd.

Deze regel – zonder u te vervelen met een boel fiscaaltechnische uitleg – bepaalt dat de fiscus u bij het uitkeren van uw inbreng zal belasten alsof u een deel van uw inbreng uitkeerde en een deel van uw reserves (die wel aan roerende voorheffing onderworpen zijn).

Een simpel voorbeeld, ter verduidelijking. Indien een vennootschap €20.000 heeft ingebracht (bijvoorbeeld vroeger als kapitaal) en doorheen de jaren ook nog €20.000 reserves heeft opgebouwd, dan zal de fiscus bij het uitkeren van de volledige inbreng (€20.000) onder de pro rata-regel €10.000 vrijstellen van roerende voorheffing en €10.000 aan roerende voorheffing onderwerpen.

Zelfs al haalt u aldus enkel uw eigen inbreng uit uw vennootschap, dan nog is de kans groot dat u belastingen zal betalen. Als laatste geven wij hierbij wel mee dat de fiscus liquidatiereserves niet zal meetellen.

Ook bij beschikbare inbreng moet u dus een aantal stappen doorlopen alvorens u deze uit uw besloten vennootschap kan halen. Toch deed u er goed aan om de inbrengen beschikbaar te stellen, het spaart u immers bij een toekomstige uitkering een bezoek aan de notaris uit. Vergeet niet om ook bij beschikbare inbreng de regels te volgen.

Indien wij u kunnen bijstaan bij de uitkering of de pro rata-berekening, geeft u ons dan gerust een seintje. Wij helpen u graag verder.

Het Flamée en Partners team

Uw opname in rekening-courant omzetten in een lening met vaste looptijd? Of toch maar niet?


Overweegt u uw opname in rekening-courant om te zetten in een lening met vaste looptijd? Voordat u een beslissing neemt, is het belangrijk de fiscale implicaties te begrijpen, zoals belastbare voordelen en rentetarieven.

Indien u als bedrijfsleider geld opneemt van uw vennootschap, dan vormt dit voor u geen belastbaar inkomen. Betaalt u dit bedrag later terug aan de vennootschap dan is dit voor de vennootschap evenmin een belastbare winst.

Lening zonder welbepaalde looptijd

Zolang u dit bedrag niet heeft terugbetaald aan uw vennootschap, heeft u dan wel een schuld ten aanzien van uw vennootschap. De debetstand van een rekening-courant wordt immers beschouwd als een ‘niet-hypothecaire lening zonder welbepaalde looptijd‘.

Als u geen interest betaalt (een renteloze lening), krijgt u eigenlijk een voordeel in natura van uw vennootschap. Zo’n voordeel is een deel van uw bezoldiging en daardoor, uiteraard, belastbaar. Om te weten hoeveel belasting u moet betalen, moet het voordeel eerst gewaardeerd worden. Daarvoor bestaan specifieke regels die bepaald zijn in artikel 18 van het koninklijk besluit bij het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.

Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen de referentierentevoet en de effectief aangerekende rentevoet (ingeval van een renteloze lening bedraagt die 0%). Niet enkel een renteloze lening, maar ook een lening aan rentevoet die lager is dan de referentievoet leidt dus tot een belastbaar voordeel van alle aard.

De referentievoet wordt elk jaar vastgelegd bij koninklijk besluit. Voor inkomstenjaar 2022 bedroeg deze referentievoet 7,14%. Voor inkomstenjaar 2023 is deze rentevoet gedaald tot 5,43%.

Heeft u in inkomstenjaar 2023 bijvoorbeeld een debetstand rekening-courant van € 100.000,00 en betaalt u daarover 2%, dan zal uw voordeel van alle aard € 3.430 bedragen (5,43% – 2% = 3,43%).

Lening met vaste looptijd

Om te vermijden dat deze hoge rentevoet dient betaald te worden of dat er een belastbaar voordeel in natura ontstaat, werd lange tijd geopteerd om deze rekening-courantvordering van de vennootschap om te zetten in een ‘niet-hypothecaire lening met vaste looptijd’.

Ook voor deze leningen worden de referentierentevoeten jaarlijks vastgelegd bij koninklijk besluit. Indien er geen maandelijkse aflossing wordt voorzien dan wordt de rentevoet voor deze vorm van leningen bepaald op basis van een maandelijks lastenpercentage dat voor inkomstenjaar 2022 0,06 % bedroeg voor financieringen van een wagen en 0,12 % voor andere leningen.

Op jaarbasis was de referentierentevoet van dergelijke leningen dus aanzienlijk lager dan deze die van toepassing was voor de debetstand in rekening-courant. Betaalde u geen interesten dan was ook het voordeel waarop u belast werd aanzienlijk lager.

Voor inkomstenjaar 2023 werd de berekeningswijze van deze rentevoet evenwel aangepast en bedraagt het maandelijks lastenpercentage voor financiering voor de aankoop van een wagen 0,25% en voor andere leningen 0,49 %.

Dit is maar liefst meer dan een verviervoudiging ten opzichte van inkomstenjaar 2022 en betekent ook dat de referentievoet voor dergelijke ‘niet-hypothecaire lening met vaste looptijd’ zelfs hoger is dan de referentievoet die van toepassing is op debetstanden in rekening-courant. Een schuld aan uw vennootschap in rekening courant is dus in 2023 ‘goedkoper’ dan een schuld met een vaste looptijd.

Heeft u ook een lening bij uw vennootschap, geef ons dan gerust een seintje. Dan bekijken we samen met u hoe dit best geregeld wordt.

Het Flamée en Partners team

Een groenere toekomst via een fiscaalvriendelijk mobiliteitsbudget


De dag dat elke werknemer zich met zijn eigen auto naar het werk verplaatste ligt reeds ver achter ons. Tegenwoordig bestaat er een breed scala aan mobiliteitsopties, mede mogelijk gemaakt en aangemoedigd door de werkgevers.

De overheid trachtte de bedrijven de voorbije jaren ook meer en meer fiscaal te motiveren om alternatieve mobiliteitsoplossingen aan te bieden. Eén daarvan betreft het mobiliteitsbudget. Dit kende een moeilijke start bij de invoering ervan in 2019, maar wint geleidelijk aan populariteit.

Dit budget is speciaal ontworpen voor bedrijven die op vandaag reeds één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking stellen van hun personeel, maar hun medewerkers nu meer keuzevrijheid willen bieden in het gebruik van hun traditionele bedrijfswagenbudget.

Werknemers ontvangen een budget gelijk aan de jaarlijkse bruto kosten die een bedrijfswagen met zich meebrengt voor de werkgever. Door de gunstige sociale en fiscale behandeling van het mobiliteitsbudget, zou de werknemer meer geld moeten kunnen besteden aan diverse mobiliteitsoplossingen dan toen hij (enkel) een klassieke bedrijfswagen had.

De werknemer krijgt de mogelijkheid om dit budget jaarlijks te spenderen in drie verschillende pijlers:

1. Milieuvriendelijke wagen

Deze optie staat open voor auto’s die een lage CO2-uitstoot hebben, tot maximaal 95g/km. Fiscaal valse hybrides en/of wagens met een hogere CO2-uitstoot dan de klassieke bedrijfswagen waar de werknemer voorheen recht op had, zijn uitgesloten.

De belastingbehandeling is gelijk aan die van traditionele bedrijfswagens.

2. Duurzame vervoersmiddelen en diensten

Werknemers kunnen hun budget in deze pijler besteden aan milieuvriendelijke transportopties zoals fietsen, elektrische steps, openbaar vervoer, deelauto’s… Deze kunnen gerust ook worden gecombineerd.

Een populaire bestedingsmogelijkheid binnen deze pijler betreft de financiering van de huisvestingskosten.  Zo kan men het huurgeld of de hypothecaire lening via dit budget voldoen voor een woonplaats die binnen een straal van tien kilometer van de gebruikelijke werkplek gelegen is.

Deze uitgaven zijn vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en belastingen voor de werknemer, terwijl ze voor de werkgever aftrekbaar zijn als beroepskost.

3. Restsaldo in cash

Niet-uitgegeven budgetdelen kunnen aan de werknemer in contanten worden uitbetaald, vrij van belasting, maar onderhevig aan een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 38,07%. Voor de werkgever vormt deze uitkering opnieuw een volledig aftrekbare beroepskost.

Als werkgever bent u niet verplicht om het mobiliteitsbudget in te voeren en de werknemer is ook niet verplicht om hierop in te gaan indien hem dit wordt aangeboden.

Enkel werkgevers die, minstens 36 maanden voorafgaand aan de invoering, ononderbroken minstens één bedrijfswagen ter beschikking stelde aan zijn personeel komen in aanmerking. Er geldt enkel een uitzondering voor startende ondernemingen.

Als werknemer dient men op het moment van de aanvraag reeds over een bedrijfswagen te beschikken, of ervoor in aanmerking te komen op basis van zijn functiecategorie.

Het mobiliteitsbudget biedt een flexibele en duurzame oplossing voor werkgevers en werknemers, gericht op het bevorderen van milieuvriendelijke mobiliteit en het ondersteunen van de transitie naar een groenere toekomst. Heeft u hier nog vragen over? Aarzel dan zeker niet om ons hieromtrent te contacteren! Wij helpen u graag verder.

Het Flamée en Partners team

Fiscaalvriendelijk investeren in een jong bedrijf – tax shelter voor start- en scale-ups


Wil je graag investeren in een startend bedrijf om het bedrijf dat extra duwtje te geven dat ze nodig hebben? Dit kan u ook nog eens fiscaalvriendelijk doen. Dit via de zogenaamde tax shelter voor start-ups en scale-ups. Het voordeel voor u is dat u hiervoor een belastingvermindering geniet in uw personenbelasting.

Maar laten we beginnen bij het begin. Wat moeten we verstaan onder een start-up bedrijf en een scale-up bedrijf? Dat lichten we graag even toe.

Start-ups

Start-ups zijn zowel microvennootschappen als kmo-vennootschappen. Een microvennootschap kent volgende grenzen: een balanstotaal van €350.000,00, 10 werknemers en een omzet van €700.000,00. Voor een kmo-vennootschap zijn de grenzen een balanstotaal van €4.500.000,00, 50 werknemers en een omzet van €9.000.000,00. Wanneer twee van deze grenzen twee jaar op rij overschreden zijn, kan er niet meer gesproken worden van een microvennootschap of kmo-vennootschap. Om gebruik te kunnen maken van de tax shelter mag de vennootschap maximaal 4 jaar bestaan.

Het fiscaal voordeel dat u haalt als investeerder hangt af van welke vennootschap waarin u investeert. Bij een microvennootschap bedraagt de belastingvermindering 45% van het bedrag dat u investeerde. Voor een kmo-vennootschap is dit 30%. Let wel, de belastingvermindering is niet terugbetaalbaar of overdraagbaar. Het betreft namelijk geen belastingkrediet.

Scale-ups

Een scale-up bedrijf is een kmo-vennootschap (dus met dezelfde grenzen als hierboven), maar de vennootschap moet in de laatste twee jaar een groei gerealiseerd hebben van minimum 10% van de omzet per aanslagjaar of een groei van 10% van het werknemersaantal in voltijdse equivalenten per aanslagjaar. Het scale-up bedrijf moet wel al minimaal 10 werknemers hebben en moet tussen de vier en de tien jaar bestaan.

De belastingvermindering voor het investeren in een scale-up bedrijf bedraagt nog 25% van het geïnvesteerde bedrag.

Nog leuk om te weten is dat u rechtstreeks kan investeren in dergelijke bedrijven, maar dat dit ook kan via crowdfunding of startersfondsen.

Voorwaarden

Uiteraard zijn er heel wat voorwaarden verbonden aan deze tax shelter. Zo dienen onder andere de verworven aandelen minstens vier jaar te worden aangehouden.

Benieuwd of dit voor u en uw potentiële investering een mogelijkheid zou kunnen zijn? Laat gerust iets weten! We bekijken dit graag samen met u!

Het Flamée en Partners team