Een uitkering van de beschikbare inbreng in een BV lijkt belastingvrij, maar vennootschapsrechtelijke voorwaarden en de fiscale pro-rataregel kunnen dit beïnvloeden. In dit artikel lichten we de belangrijkste regels en gevolgen verder toe.
De beschikbare inbreng
Bij de oprichting van uw besloten vennootschap (BV) sinds 1 mei 2019 moest u, als aandeelhouder, een bepaalde eigen inbreng volstorten die voldoende was om uw activiteiten te kunnen uitvoeren. Doorgaans betreft dit een beschikbare inbreng, behalve indien u er bewust voor heeft gekozen om deze bij oprichting onbeschikbaar te stellen.
Daarnaast hebben veel bestaande vennootschappen, opgericht vóór 1 mei 2019, bij de verplichte statutenwijziging onder het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) hun voormalig kapitaal ‘beschikbaar’ gesteld.
U kunt er steeds voor opteren om uw eigen inbreng terug uit te keren aan de aandeelhouders. Toch is dit in de praktijk niet altijd zo eenvoudig. Zowel vennootschapsrechtelijke als fiscale regels spelen hierbij een belangrijke rol.
Vennootschapsrechtelijke voorwaarden
Wanneer u beschikt over een beschikbare inbreng kunnen de aandeelhouders zelf, zonder tussenkomst van een notaris, beslissen om deze inbreng uit te keren. Toch is voorzichtigheid geboden… Zoals bij elke uitkering in een BV (bijvoorbeeld ook voor dividenden of tantièmes) moet de vennootschap aan twee zgn. uitkeringstesten voldoen:
- De balanstest: Het netto-actief van de vennootschap mag niet negatief worden door de uitkering;
- De liquiditeitstest: De vennootschap moet minstens 12 maanden na de uitkering haar schulden kunnen blijven betalen.
Fiscale impact: de pro-rataregel
Hoewel een uitkering van de eigen inbreng in principe belastingvrij is, heeft de wetgever een pro-rataregel ingevoerd om misbruik te voorkomen. Zonder deze regel zouden vennootschappen hun eigen inbreng eerst belastingvrij uitkeren en pas later dividenden uitkeren waarop wél roerende voorheffing verschuldigd is.
De pro-rataregel bepaalt dat bij een uitkering van de beschikbare inbreng een deel ervan toch onderworpen wordt aan roerende voorheffing. De verdeling gebeurt op basis van de verhouding tussen de inbreng en de opgebouwde reserves in de vennootschap.
Een voorbeeld ter verduidelijking: Stel dat een vennootschap €10.000 inbreng en €30.000 aan reserves heeft opgebouwd. Dan zal een uitkering van de volledige inbreng leiden tot een belasting op 3/4e van het bedrag. Enkel het resterende 1/4e blijft vrij van roerende voorheffing.
Een uitzondering geldt (onder andere) voor liquidatiereserves, die buiten de pro-rataberekening blijven.
Hoewel een beschikbare inbreng uitkeren eenvoudiger lijkt dan vroeger, blijven er belangrijke voorwaarden en fiscale gevolgen. De juiste voorbereiding is essentieel om onaangename verrassingen te vermijden. Heeft u hier vragen over? Wij staan klaar om u hierin deskundig advies te verstrekken!
Het Flamée en Partners team