De afgelopen weken en maanden is er heel wat te doen geweest rond de invoering van een meerwaardebelasting op aandelen. De definitieve teksten zijn er nog niet, maar het akkoord binnen de regering wel. Wij zoomen alvast in op wat reeds bekend is.
Waarover gaat het?
Ongeacht de benaming die de regering eraan geeft, wordt effectief een belasting op meerwaarden ingevoerd in de personenbelasting en de rechtspersonenbelasting en wel voor volgende producten:
- Financiële instrumenten: aandelen en obligaties, maar ook alle roerende titels zoals zogenaamde derivateninstrumenten en de rechten van deelneming in beleggingsfondsen.
- Bepaalde verzekeringscontracten: daarbij zal het in hoofdzaak gaan om contracten van het type tak 21, tak 23 of tak 26.
- Cryptoactiva: cryptomunten en andere vormen van digitale waarde.
- Valuta: vooral beleggingsgoud, maar geen betaalmiddelen als zodanig.
Producten van de tweede (groepsverzekering) en derde (pensioensparen) aanvullende pensioenpijlers worden niet geviseerd door de nieuwe belasting.
Voor entiteiten die giften kunnen ontvangen die recht geven op een belastingvermindering zou deze regeling in de rechtspersonenbelasting niet gelden.
Hoe werkt het?
De nieuwe meerwaardebelasting kent twee verschillende regimes. Er wordt immers een onderscheid gemaakt tussen de gewone spaarder/belegger/investeerder enerzijds en de ondernemer anderzijds.
De basisregel is dat de eerste 10.000 EUR meerwaarde die u realiseert vrijgesteld wordt van belasting. Alles boven die drempel wordt belast aan 10 %. Per jaar dat u van de vrijstelling geen gebruik maakt, kunt u 1.000 EUR overdragen. Op vijf jaar tijd heeft u in principe een vrijstellingsbuffer van 50.000 EUR als u deze jaarlijks opgebruikt. Stelt u pas voor het eerst vrij na 5 jaar, heeft u slechts 15.000 EUR vrijstelling.
Wie echter meer dan 20 % van de aandelen van een vennootschap bezit, komt in een volledig ander regime terecht. U betaalt immers pas 10 % boven een drempel van 10.000.000,00 EUR. Meerwaarden tot 1.000.000,00 EUR zijn vrijgesteld en daarboven dient er rekening te worden gehouden met een opklimmend tarief dat start aan 1,25 % tot 2.500.000,00 EUR, gevolgd door 2,5 % tot 5.000.000,00 EUR en 5 % tot de drempel van 10.000.000,00 EUR. De participatiedrempel van 20 % wordt individueel bekeken.
Belgische financiële tussenpersonen zullen een nieuwe bronheffing van 10 % moeten toepassen. De belastingplichtige zal dan op basis van de nodige bewijsstukken zijn of haar voetvrijstelling kunnen recupereren via de belastingaangifte.
Aandachtspunten
Verschillende zaken verdienen nadere aandacht.
De regeling geldt voor meerwaarden die gerealiseerd worden vanaf 01/01/2026. De historische vermogenswinsten tot en met 31/12/2025 blijven dus vrijgesteld. Anders gesteld, meer- of minderwaarden worden vastgesteld ten opzichte van de waarde per 31/12/2025. Is de oorspronkelijke aanschaffingsprijs hoger dan het bedrag op de foto per 31/12/2025, mag teruggegrepen worden naar de initiële aankoopprijs indien er verkocht wordt vóór 31/12/2030.
Voor beursgenoteerde aandelen zal het vrij eenvoudig zijn het vertrekpunt voor berekening van de meerwaarde te bepalen (ttz. laatste slotkoers van het jaar 2025). Bij niet-genoteerde ondernemingen zal men zich in eerste instantie baseren op waardes die zijn vastgesteld in overdrachtsovereenkomsten tussen onafhankelijke partijen of aktes in 2025 of de uitkomst van een waarderingsformule in het kader van een verkoopoptie die in werking is op 01/01/2026. Bovendien zou kunnen gewerkt worden met het eigen vermogen verhoogd met 4 maal de EBITDA als forfaitaire waardering. Wenst u echter uw eigen waardering te laten uitvoeren door een bedrijfsrevisor of een onafhankelijk gecertificeerd extern accountant, dan heeft u daarvoor tijd tot 31/12/2026.
Er wordt ook voorzien in de mogelijkheid om minderwaarden af te trekken. Het betreft wel een heel eenvoudig systeem: enkel daadwerkelijk gerealiseerde minderwaarden in hetzelfde inkomstenjaar mogen van de gerealiseerde meerwaarden binnen dezelfde categorie worden afgetrokken. Geen aftrek dus van kosten of belastingen.
Een uitbetaling van een levensverzekeringsovereenkomt bij overlijden geeft geen aanleiding tot vaststelling van een gerealiseerde meerwaarde als bedoeld in deze regeling.
Het overbrengen van de fiscale woonplaats of de zetel van fortuin naar het buitenland maakt de belasting op een latente meerwaarde mogelijk, zij het met een uitstel van betaling gedurende twee jaar. Bij vertrek naar een land binnen de Europese Economische ruimte is dat uitstel automatisch, naar andere landen is het optioneel. Is er binnen de twee jaar na emigratie een verkoop, dan wordt de exittaks geheven. Indien niet, vervalt de betalingsverplichting.
De nieuwe regeling is enkel van toepassing op transacties die kaderen binnen het normaal beheer van privé vermogen. Net als voorheen zullen transacties die niet beantwoorden aan hetgeen een zgn. normaal zorgvuldige huisvader zou doen, als een divers inkomen worden beschouwd en belast aan 33 % + gemeentebelasting.
Besluit
De contouren van de nieuwe regeling zijn behoorlijk concreet, maar uiteraard is het nog afwachten wat de definitieve teksten in petto zullen hebben.
Voor de klassieke spaarder/belegger/investeerder zal een actiever beheer van de portefeuille na 01/01/2026 noodzakelijk zijn, want de hangmatbelegger riskeert een stevige belastingfactuur.
Wie een aanmerkelijk belang heeft, zal zeker moeten onderzoeken in welke mate zijn of haar bedrijf meer waard is dan de voorziene forfaitaire formule. Een deskundigenverslag in 2026 kan er immers voor zorgen dat u bij een latere verkoop op een correcte meerwaarde wordt belast.
Wenst u concreet samen te zitten om de gevolgen van deze nieuwe belasting voor uw specifieke situatie te bespreken? Geef ons gerust een seintje! Dan plannen wij voor u graag een afspraak in.
Het Flamée en Partners team